Met persbericht In januari kondigde het Federale Hof van Justitie de hoorzitting aan over de “vergoeding van verliezen bij ongeoorloofde sportweddenschappen” voor 7 maart 2024. De procedure wekt grote belangstelling onder de betrokken spelers en hun wettelijke vertegenwoordigers.
Pas in december 2023 werd de federale regeringscommissaris voor Verslavings- en Drugsvraagstukken Gokatlas samengevat dat ongeveer 1,3 miljoen Duitsers een gokstoornis hebben:
“Ongeveer één op de dertien gokkers krijgt gezondheids-, financiële of sociale problemen als gevolg van deelname aan gokspellen, sportweddenschappen en andere kansspelen. In veel gevallen zijn deze zo groot dat gezinnen worden verwoest en levensonderhoud wordt vernietigd.“
en verder:
“En vooral als het om sportweddenschappen gaat, moeten er zo snel mogelijk strengere limieten worden gesteld aan reclame. Er moet gewoon een einde komen aan de sportweddenschappen voor, na en tijdens de sportverslaggeving, zelfs in de middag- en vroege avondprogramma's. Niemand wil dat, niemand heeft dat nodig en niemand is er goed voor.“
Gamesright – pionier op het gebied van terugbetalingen voor sportweddenschappen
De juridische kostenfinancier Spelrecht staat bekend als officiële 05-partner van het voetbalteam Mainz 05 uit de eerste divisie. Hij heeft al ongeveer 2.000 Duitse gokkers doorverwezen naar gespecialiseerde advocaten. Gamesright biedt de aankoop van terugbetalingsvorderingen aan en financiert de uitwinning ervan, zelfs als het om terugbetalingen gaat van minder dan 5.000 euro. Met een aantal procedures vanaf 2021 is Gamesright een pionier op het gebied van terugbetalingen van sportweddenschappen. Eén van deze procedures wordt nu behandeld bij het Federale Hof van Justitie. De procedure, die op het eerste gezicht onopvallend lijkt, is het resultaat van een lang geschil tussen aanbieders van sportweddenschappen, vergunningverlenende autoriteiten en spelers. Hoe is dat gebeurt?
Vaste jurisprudentie voor gokautomaatspellen
Iedereen kent waarschijnlijk de grote staatscasino’s en ook de stoffig uitziende speelautomaten in restaurants. Veel kansspelen kunnen onder strikte voorwaarden in speciale voorzieningen worden toegestaan. Dit geldt echter niet voor gokspellen op internet, vaak ook wel een online casino genoemd. Deze waren tot medio 2021 zonder uitzondering verboden en blijven dat tot op de dag van vandaag zonder toestemming. Nadat er in het bestuurs- en Europees recht talloze geschillen waren over de effectiviteit van dit verbod, lag de nadruk al snel vooral op de vraag of spelers hun stortingen terug konden eisen. Na aanvankelijk inconsistente jurisprudentie met wat waarschijnlijk het eerste vonnis van oktober 2020 was, zijn de hogere regionale rechtbanken het er nu over eens dat spelers in principe recht hebben op terugbetaling. De aanbieders hadden hun geld niet mogen aannemen. Ze konden en hoefden niet te weten dat de spelers het ook niet mochten storten.
In Oostenrijk is dit tot aan het Hooggerechtshof opgehelderd; in Duitsland is er nog geen overeenkomstige uitspraak van het Federale Hof van Justitie geweest. Laatstgenoemde heeft een dergelijk besluit zojuist opgeschort bij besluit van 10 januari 2024 - I ZR 53/23. Deze procedure verloopt volgens de persbericht om verliezen te vergoeden in verboden online pokerspellen (een casinospel, in tegenstelling tot slotspellen en sportweddenschappen), die sinds 2021 zijn toegestaan. De reden voor de schorsing is één Malta's verwijzingsprocedure met zeven vragen aan het Europese Hof van Justitie. Het BGH wacht hierop. De zaak heeft een wending, aangezien de aangeklaagde aanbieder de rechtszaak in Malta zou hebben aangespannen om een mogelijke golf van terugbetalingen te vertragen.
De BGH heeft de hier van belang zijnde sportweddenschapsprocedures niet opgeschort.
Dit komt waarschijnlijk omdat de zaken bij online sportweddenschappen een beetje anders zijn. Tot 2008 bestond er in Duitsland een monopolie op sportweddenschappen. De staat (“Oddset”) mocht sportweddenschappen online aanbieden, in tegenstelling tot particuliere exploitanten. Het Europese Hof van Justitie oordeelde dat als één aanbieder dit recht heeft, iedereen dit recht moet hebben. De wetgever vond deze opening onverantwoord (zie Kansatlas) en verbood in 2008 online sportweddenschappen volledig, ook voor de staat.
Desondanks boden bedrijven voor sportweddenschappen hun weddenschappen buitensporig aan via internet, vooral uit andere Europese landen. Dat was moeilijk om mee om te gaan. Om een einde te maken aan de illegale sportweddenschappen hebben de deelstaten in 2012 overeenstemming bereikt over het 1e Staatsverdrag inzake kansspelen (GlüStV). Dit zou de liberalisering van online gokken zorgvuldig op de proef moeten stellen en in eerste instantie de online sportweddenschappen, als belangrijkste submarkt, naar gereguleerde kanalen moeten sturen. Enkelvoudige en combinatieweddenschappen moeten worden toegestaan, maar bijvoorbeeld niet weddenschappen op evenementen tijdens lopende wedstrijden, zogenaamde evenementweddenschappen. Daarnaast mochten de aanbieders geen weddenschappen van meer dan 1.000 euro per maand van spelers accepteren. De wetgever had het verslavende potentieel en de spelersbescherming in gedachten. Maximaal twintig aanbieders moeten vrijstellingen kunnen krijgen voor sportweddenschappen op internet voor experimentele doeleinden.
Een aantal niet in aanmerking genomen aanbieders heeft deze beperking van twintig vergunningen met succes aangevochten en de vergunningverlening verhinderd. Jij stond constitutionele zorgen tegen de effectiviteit van het recht (het gebrek aan democratische legitimiteit als staatsaangelegenheid) en, in tweede instantie (alleen bij effectiviteit) de zorgen van het Europees recht over de transparantie van de concessieprocedure.
Het totale verbod op online sportweddenschappen uit 2008 gold tot 2020
De situatie die aanbieders vaak een ‘grijs gebied’ noemden, bleef bestaan. Vooral aanbieders uit Malta, Gibraltar en Curaçao domineerden zonder Duitse toestemming de markt voor online sportweddenschappen, wat bij wet verboden is. In 2018 mislukte het akkoord over het ‘Tweede Staatsverdrag tot wijziging van het Staatsverdrag inzake kansspelen’, dat niet door alle deelstaten was geratificeerd.
Met het Derde Staatsverdrag inzake Kansspelamendementen werd in 2020 de beperking tot twintig aanbieders opgeheven. In 2020 konden aanbieders nieuwe aanvragen indienen, onafhankelijk van het mislukte aanbestedingsproces. Maar de wet stuitte opnieuw op ernstige zorgen, vooral met betrekking tot de transparantie van het goedkeuringsproces. Nadat deze waren opgeruimd, werden in oktober 2020 de eerste licenties voor online sportweddenschappen uitgereikt.
Sportweddenschappen midden in de samenleving
Hoewel sommige aanbieders de vergunning in 2013 hebben aangevraagd, hebben zij deze eind 2020 nog niet kunnen verkrijgen. Ongelukkig zou een understatement zijn. Desondanks hebben veel aanbieders hun online weddenschappen al onder het totaalverbod aangeboden. Dit veranderde in 2013 niet, of ze nu een vergunning hadden aangevraagd of niet. Ze voerden hun verboden online weddenschappen uit in het Duits en adverteerden uitgebreid in Duitsland, wetende dat het zonder vergunning verboden was. Ze waren van Beroemdheden, voetbalsterren, clubs en verenigingen ondersteunt. Online sportweddenschappen, a controverseel Eigenlijk een verboden business waar veel geld mee gemoeid is. Dit geld is afkomstig van spelers, waarvan 1,3 miljoen een gokstoornis hebben (zie hierboven).
Over de gevolgen wordt gedebatteerd. Net als bij online casino's en online gokspellen hebben een aantal hogere regionale rechtbanken nu in het voordeel van spelers bij sportweddenschappen geoordeeld. Het verschil tussen stortingen en opnames moet worden terugbetaald.
Beslissingen tegen deze aanbieder
De aanbieder, die nu wordt berecht voor het Federale Hof van Justitie, werd onlangs verslagen in een vonnis voor een hogere regionale rechtbank. Het proces werd gefinancierd door Gamesright. De aanbieder heeft een beroep bij een andere hogere regionale rechtbank ingetrokken nadat de rechtbank had aangekondigd het beroep te zullen verwerpen. Een andere hogere regionale rechtbank heeft zojuist aangekondigd dat zij van plan is een beroep van dezelfde aanbieder af te wijzen. Op de meest recente hoorzitting voor een hogere regionale rechtbank is niemand namens de aanbieder verschenen en is om een verstekvonnis verzocht. De door Gamesright bemiddelde advocaten ondernemen met succes actie tegen deze aanbieder. Daarentegen zijn er geen uitspraken van hogere rechtbanken bekend ten gunste van deze of enige andere aanbieder van online sportweddenschappen.
Wat staat er op het spel voor het Federale Hof van Justitie?
Begin 2022, toen er nog maar heel weinig beslissingen vielen op het gebied van sportweddenschappen, besliste de rechtbank van Geislingen in eerste aanleg over de Steige en verwierp de rechtszaak. Het betwiste bedrag bedraagt ‘slechts’ 3.719,26 euro uit de periode 2013 tot en met oktober 2020. De motivering bestrijkt niet een hele pagina: het ontbreken van toestemming vormde geen belemmering voor het aanbieden van sportweddenschappen, dat is gebaseerd op een besluit van de Hogere Administratieve rechtbank voor de deelstaat Noordrijn-Westfalen van 23 januari 2017, 4 resultaten A 3244/06. Ook de aanbieder nam deel aan het concessietraject. De administratieve rechtbank van Wiesbaden (5 K 1388/14 WI) bevestigde de claim op het verlenen van een licentie.
De rechtbank heeft geen rekening gehouden met de verklaring van eiser dat de aanbieder in een bepaalde maand stortingen van meer dan 1.000 euro accepteerde, wat in strijd was met artikel 4 lid 5 nummer 2 GlüStV oude versie.
De beroepsprocedure bij de regionale rechtbank
Eiser heeft tegen dit vonnis beroep aangetekend bij de regionale rechtbank van Ulm. De beslissing van het Hoger Administratief Hof ondersteunt het oordeel uiteraard niet, aangezien het een zaak uit 2005 betreft en de juridische situatie onder de GlüStV 2012 al lang achterhaald is.
De rechtbank heeft in haar besluit tot stopzetting van 8 december 2021 het feit over het hoofd gezien dat de administratieve rechtbank van Hessen het vonnis van de VG Wiesbaden ongeldig heeft verklaard. De administratieve rechtbank van Hessen had in haar uitspraak van 11 oktober 2019 al bepaald dat de rechtszaak om het verlenen van toestemming geen uitzicht op succes had.
Ook zou in het midden gelaten kunnen worden of de aanbieder van sportweddenschappen in beginsel recht zou hebben gehad op het verkrijgen van een vergunning. De vergunningverlening was als gevolg van het vonnis feitelijk niet mogelijk en heeft ook niet plaatsgevonden. Een eventuele aanspraak op vergunningverlening komt niet in de plaats van de vergunning zelf. Bovendien heeft verweerder zonder vergunning niet alleen individuele sportweddenschappen aangeboden, maar ook live- en evenementenweddenschappen. Deze aanbiedingen gaan verder dan de aanbiedingen die worden aangevraagd in het concessiegunningsproces en komen doorgaans niet voor goedkeuring in aanmerking. De aanbieder accepteerde ook stortingen van meer dan € 1.000,-.
De regionale rechtbank heeft het beroep afgewezen
Het stelde dat de overtreding door de organisator van het verbod overeenkomstig artikel 4, lid 1, zin 2, zaak 1 GlüStV aF door het organiseren van online sportweddenschappen, niet leidt tot de ongeldigheid van het contract voor online sportweddenschappen. De inhoudelijke eisen voor het verlenen van toestemming zouden in het voordeel van de aanbieder zijn geweest (hiermee wordt waarschijnlijk verwezen naar het vernietigde vonnis van de VG Wiesbaden, dat niet geldt voor derden, zie hierboven). Er was geen sprake van een toegestane vergunningsprocedure omdat dit in strijd was met het Europese recht. Wat betreft de juridische gevolgen van de bezwaren op grond van het Europees recht, zou op deze zaak de jurisprudentie van het NW Hoger Administratief Hof moeten worden toegepast.
Het Europese Hof van Justitie heeft al besloten dat de bemiddeling bij sportweddenschappen niet tot strafrechtelijke sancties mag leiden. Bestuursrechtelijk gezien zagen de BVerwG, de OVG Münster en de VGH Kassel het ontbreken van Duitse toestemming niet als een obstakel voor de bemiddeling in sportweddenschappen. Dit moet niet alleen gelden voor de makelaardij, maar ook voor de organisatie van sportweddenschappen op internet.
De regionale rechtbank heeft nog geen uitspraak gedaan over de vraag of maandelijkse stortingen van meer dan € 1.000 en de organisatie van alle ontoelaatbare live- en evenementweddenschappen tot de ongeldigheid van het wedcontract zouden leiden.
Het beroep bij het Federale Hof van Justitie werd toegestaan. Eiser heeft dit tijdig en formeel ingediend.
Juridische classificatie
De fundamentele juridische vraag met betrekking tot terugvorderingen van online sportweddenschappen zou nu eindelijk kunnen worden opgehelderd voor het Federale Hof van Justitie:
Is de terugvordering op de aanbieder zonder toestemming gerechtvaardigd, of is het enkele verzoek om toestemming daarmee in strijd, ook al is dit te wijten aan van de defecte concessie gunningsproces niet werd verleend?
Net als het hof van beroep hebben sommige lokale en regionale rechtbanken een vordering tot terugbetaling afgewezen op basis van de “uniformiteit van het rechtssysteem”. Er is sprake van een tegenstrijdigheid in de beoordeling of gedrag civielrechtelijk kan worden teruggedraaid, ook al werd dit onder het bestuursrecht getolereerd en kan het niet strafrechtelijk worden vervolgd.
Uniforme mening van de hogere regionale rechtbanken
Bij de hogere regionale rechtbanken is inmiddels de unanieme mening naar voren gekomen dat de uniformiteit van het rechtssysteem niet in strijd is met civielrechtelijke claims zoals die in de onderhavige zaak. Om goede redenen:
Regelgevend optreden zou op elk moment mogelijk zijn geweest
De juridische opvatting dat administratieve actie tegen online sportweddenschappen niet mogelijk was, is al lang achterhaald. Zoals de zaken er nu voor staan, was er feitelijk geen tolerantie voor de aanbiedingen. De autoriteit zou dit helemaal niet hebben kunnen tolereren. De Federale Administratieve Rechtbank heeft in 2017 al besloten dat het verenigbaar is met het Unie- en grondwettelijk recht om de aanbieder van online sportweddenschappen in de gokverbodsprocedure aan te vechten omdat hij niet over de benodigde toestemming beschikt. Het besloot in 2018 dat het afzien van repressieve maatregelen geen legalisatie-effect heeft en niet vereist is volgens het EU-recht. Verder besloot het:
“Een recht op het verlenen van een concessie-onafhankelijke vergunning voor het organiseren van sportweddenschappen kan niet worden afgeleid uit het Staatsverdrag inzake kansspelen of uit het recht van de Unie.”
Geen belemmering voor nationale vervolging
De zogenaamde ‘Ince’-jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie is niet overdraagbaar op online sportweddenschappen. Dit veronderstelt dat er sprake is van een staatsmonopolie en dat private aanbieders de toegang wordt ontzegd tot een markt die openstaat voor de staat. Vanuit dit oogpunt heeft het HvJ onderzocht of internationale vervolging van makelaars op het gebied van sportweddenschappen (in winkels) mogelijk is, wat in het land strafbaar is.
In tegenstelling tot de daar te beoordelen situatie was er onder het Staatsverdrag Kansspelen uit 2012 geen sprake van een staatsmonopolie en geen discriminatie van particuliere aanbieders. De jurisprudentie van het HvJ had daarom niet langer in de weg mogen staan van tenminste nationale strafrechtelijke vervolging. De BGH stelde daarom vorig jaar vast dat de Ince-beginselen voor het burgerlijk recht geen legaliserende werking hadden. Er bestaat geen tegenstrijdigheid tussen 1. het belemmeren van internationale strafrechtelijke vervolging in aanwezigheid van een monopolie en 2. civielrechtelijke aanspraken op terugbetaling op een gesloten markt.
Het hogere administratieve gerechtshof van Lüneburg had eerder met betrekking tot het internetverbod (dat uiteindelijk niet in strijd was met het Europese recht) besloten dat er geen recht bestond op administratieve tolerantie van ongeoorloofde activiteiten, ongeacht de kwestie van mogelijke strafrechtelijke sancties in geval van overtreding van de vergunningplicht.
De jurisprudentie over het monopolie op sportweddenschappen is niet langer van toepassing
In de vorige zaak heeft de rechtbank over het hoofd gezien dat de juridische situatie uit 2005 aanzienlijke verschillen vertoont met die uit 2012. In 2005 waren sportweddenschappen wettelijk toegestaan door de staat en bestond er een monopolie op sportweddenschappen. Dit werd geclassificeerd als in strijd met het Europese recht. Omdat een staatsaanbieder sportweddenschappen mocht aanbieden, konden particuliere aanbieders niet slechter worden behandeld dan zij.
De wetgever heeft hierop gereageerd en in 2008 het monopolie afgeschaft. In plaats van de markt open te stellen, kwam er nu een totaalverbod, zowel voor de staat als voor particuliere aanbieders.
Het voorbehoud van toestemming voor het algemene verbod, de experimenteerclausule, dat in 2012 werd ingevoerd, was echter waarschijnlijk niet effectief omdat het wetgevingsproces in strijd was met het grondwettelijk recht (vgl. Hessische VGH). De reden voor de schorsing van de vergunningen was de schending van de federale en democratische beginselen. Tegenwoordig wordt het concessiegunningsproces zelf grotendeels geclassificeerd als in strijd met de Europese wetgeving vanwege het gebrek aan transparantie in de gunningscriteria. Dit was destijds echter niet doorslaggevend voor het stopzetten van de concessieverlening.
In tegenstelling tot de voorwaarden van vóór 2008 (monopolie op sportweddenschappen, discriminatie) heeft het feit dat er geen vergunningen konden worden verleend echter niet geleid tot openstelling voor alle aanbieders. Integendeel, het resterende verbod betekent een gelijke behandeling van alle aanbieders, zoals die sinds de juridische situatie sinds 2008 bestaat. Het Staatsverdrag inzake kansspelen uit 2012 toont duidelijk de wil van de wetgever om de markt fundamenteel gesloten te houden. Dat had hij al aangetoond door het monopolie af te schaffen.
De rechter onderzoekt vandaag de dag dan ook vooral of een vergunning is verleend. Weddenschappen zonder bestaande vergunning worden als ongeldig beschouwd en claims voor terugvordering worden geaccepteerd.
Conclusie
De procedure bij het Federale Hof van Justitie zou verstrekkende gevolgen kunnen hebben voor de online gokindustrie. Ook zou het een impact kunnen hebben op de relatie met de topsport, die momenteel moeilijk te voorzien is.
De media zijn uitgenodigd voor de hoorzitting op 7 maart 2024 en video- en audio-opnamen zijn toegestaan.
Vragen kunt u richten aan: [email protected]
Wilt u een verhaal laten financieren of uw vordering verkopen? Gebruik dan ons aanvraagformulier www.gamesright.de